NEUROLOGISCHE NIVEAUS

Het model van de neurologische niveaus is bruikbaar bij het analyseren van relaties en situaties en het verkrijgen van inzicht in ons eigen model van de wereld en dat van anderen. Met de verkregen inzichten wordt het makkelijker om vaardigheden te ontwikkelen en tot gedragsverandering te komen.

Leren en veranderen kan zich voordoen op verschillende neurologische niveaus.

Omgeving

Datgene waar we op reageren, wat ons omringt, de andere mensen met wie we in aanraking komen. Alles wat buiten onszelf ligt.

Gedrag

De specifieke handelingen die we uitvoeren, ongeacht ons vermogen. Maar dat is maar het topje van de ijsberg.

Vaardigheden

Vaardigheden, bekwaamheden, kwaliteiten, talenten, hulpbronnen en tactieken waar we in ons bestaan gebruik van maken.

Waarden/overtuigingen

Het scala van ideeën die we voor waar aanhouden en die we gebruiken als basis voor ons dagelijks handelen. Onze overtuigingen kunnen ons ruimte geven om bepaalde dingen te doen, maar kunnen ons net zo goed beperkingen opleggen. Waarden zijn de dingen die we belangrijk vinden in het leven dat we leiden. Ook zij vormen een sterke sturing in ons handelen.

Identiteit

Het fundamentele Ik-gevoel, hoe wij over onszelf denken. Hoe wij vinden dat wij als mens moeten zijn.

Zingeving

Dit is het hoogste niveau, het fundament van ons bestaan. Het verwijst naar het grotere geheel, waarvan je deel uitmaakt. Hier worden vragen gesteld als: “waarom zijn wij hier?” en “wat is de zin van ons bestaan?” Op dit niveau praat je ook wel over een levensopdracht, ofwel je missie in het leven. Een verandering op dit niveau heeft zonder meer vele gevolgen op alle andere niveaus.

Wat kun je met dit model?

Als er een probleem is, ligt de oplossing van dat probleem vaak op een ander niveau dan het niveau waar het probleem gepresenteerd wordt. Als je bijvoorbeeld gedrag wilt veranderen, kijk dan niet alleen naar het gedrag zelf, maar onderzoek achterliggende vaardigheden en overtuigingen. Je overtuigingen bepalen namelijk voor een groot deel je vaardigheden, je vaardigheden bepalen je gedrag en je gedrag heeft weer invloed op je omgeving.

Belangrijk om te onthouden is dus dat een verandering op een hoger niveau altijd automatisch een verandering op lager niveau tot gevolg heeft. Een verandering op lager niveau kan een verandering op hoger niveau veroorzaken maar dat hoeft niet per se zo te zijn.

Daarnaast is het belangrijk dat er sprake is van een zekere “alignment”. Dat wil zeggen dat alle niveaus samenwerken en elkaar ondersteunen. Een zakenman mag dan bijvoorbeeld geloven dat hij een topmanager kan worden, hij zal daarbij ook de bijbehorende bekwaamheden en gedragingen moeten ontwikkelen. Wanneer de logische niveaus met elkaar in overeenstemming zijn, dan uit zich dit in congruent gedrag. Het draait allemaal om het evenwicht.

 

Regels van het Model:

  • Een hoger niveau organiseert de informatie op onderliggende niveaus.
  • Verandering op een lager niveau kan verandering op een hoger niveau teweeg brengen.
  • Verandering op een hoger niveau zal veranderingen op lagere niveaus teweeg brengen.
  • De oplossing ligt meestal niet op het niveau waar het probleem wordt geconstateerd.
  • Om een oplossing te vinden is het vaak noodzakelijk om naar een hoger niveau te gaan.
  • De hoogste drie niveaus zijn abstract en intern gericht. De laagste drie niveaus worden steeds meer waarneembaar, meer concreet.
  • Als je gedrag en vermogens congruent zijn met wat je op hogere niveaus nastreeft is er sprake van alignement: alle niveaus werken samen en ondersteunen elkaar.